Tarpan

Het Tarpan-paardenras is de uitgestorven vorm van het wilde paard. Door hun eigenzinnige karakter zijn ze minder geschikt om mee te rijden.

Tarpan

Ras:

Tarpan

Indeling:

Kleine paarden

Stokmaat:

130 - 145 cm

Uiterlijk:

middelgroot hoofd met prominent ramsprofiel, lichte mond, breed voorhoofd, korte maar sterke hals, afgerond, licht hellend kruis, korte benen, vaak zebra-achtige strepen rond de enkels

Kleur van de vacht:

dun, vooral wildkleur, dun

Karakter:

intelligent, robuust, eigenwijs, betrouwbaar

Oorsprong:

Midden-Europa

Geschikt voor:

werkpaard en vrijetijdspaard, begrazing voor natuurbehoud, mennen


Paardenfeiten

Wist u al dat? De oorspronkelijke wilde Tarpan was erg schuw en vrijheidslievend. Hij zou het dus niet erg goed doen in een stal of dierentuin. Maar ook in het wild kon hij zijn mannetje staan tegenover zijn vijanden: hij bevocht zelfs wolven met zijn voorhoeven. Al met al was hij veel wilder en ongetemder dan de teruggefokte exemplaren vandaag de dag zijn.


Tarpans hebben hun eigen karakter.

De ‘wilde’ gedomesticeerde paarden

Tarpans waren oorspronkelijk wilde paarden die wijdverspreid waren in Eurazië. Het is mogelijk dat gedomesticeerde paarden afstammen van de Tarpan, aangezien zij hetzelfde aantal chromosomen hebben. Het Przewalskipaard daarentegen, dat lang beschouwd werd als de voorouder van het moderne paard, heeft twee chromosomen meer. Het kan echter niet precies worden bepaald, omdat de laatste wilde exemplaren van dit specifieke ras tegen het einde van de 19e eeuw uitstierven. De meningen verschillen over wanneer de laatste Tarpan leefde. Waarschijnlijk waren de meeste wilde exemplaren die sinds de 18e eeuw zijn gerapporteerd al meer verwilderde gedomesticeerde paarden gekruist met wilde paarden dan echte wilde paarden. 

Niettemin vindt men tegenwoordig in vele dierentuinen en dierenparken weer Tarpan-achtige paarden. Deze zijn teruggefokt uit rassen die nauw verwant zijn aan de Tarpan en qua uiterlijk zeer dicht bij de oorspronkelijke wilde paarden staan. De eersten die deze poging tot terugfokken ondernamen, waren de broers Lutz en Heinz Heck. Zij namen Przewalski-hengsten uit Mongolië en kruisten die met merries van verschillende rassen: Dülmener-paarden, IJslandse paarden, Gotlandpony's en Koniks werden voor dit doel gebruikt. De daaruit voortgekomen ‘Heckpaarden’ kruisten zij verder met Koniks, een zeer robuust, op wilde paarden gelijkend ponyras uit Midden- en Oost-Europa. De gebroeders Heck geloofden dat ze nu het uitgestorven ras hadden teruggebracht. Dus doopten ze het paardenras weer Tarpan. In feite lijkt de Tarpan van vandaag sterk op het oorspronkelijke wilde paard en is hij enorm robuust – maar het is geen echt wild paard en genetisch gezien is het ook geen ‘echte’ Tarpan.

Voormalige wilde paarden: de Tarpans.

Klein – maar geen knuffelpony

De Tarpan heeft niet alleen het uiterlijk van een wild paard, maar ook een onafhankelijker karakter dan een gewoon werk- of rijpaard. Daarom is hij, ondanks zijn kleine formaat, alleen geschikt voor kinderen als hij echt goed getraind is. Ook nu nog wordt hij vaak gebruikt als werk- of lastdier, omdat hij volhardend, taai en weinig veeleisend is. Deze paarden kunnen echter ook zeer eigenzinnig zijn en zijn daarom minder geschikt om mee te rijden. 

De kleine paarden hebben vrij korte benen met zeer harde hoeven. De vacht is gewoonlijk muisgrijs, maar andere kleuren kunnen voorkomen. De toplaag is meestal donkerder. In tegenstelling tot de paarden van Przewalski hebben Tarpans geen staande manen, maar hangende manen. Omdat men geloofde dat Europese wilde paarden staande manen hadden, werden de zeldzame Przewalski-paarden soms gekruist met andere paarden. Maar zonder succes. Typisch voor dit ras is ook de donkere streep en de lichte bek. Veel exemplaren hebben ook de typische zebrastrepen op hun benen, waardoor ze bijzonder op wilde paarden lijken. Uiterlijk lijken ze nog sterk op de Konik, die echter groter is en ook geschikt is als rijpaard.

Vergelijkbare inhoud